1-06-25 Ineens klinken loeiende sirenes, pakweg tien minuten na aanvangstijd. Een groep ME’ers springt uit een busje en sommeert ons ogenblikkelijk weg te gaan. Ritmisch slaan ze met hun wapenstokken op hun schilden, terwijl ze in een gestructureerde, simultane choreografie hun ambtsbelofte afleggen, zoals iedere politiemedewerker dat moet doen.
Tussen stapels puin, oude verkeersborden en kapotte auto-onderdelen voor de verkrotte kantoorkolos L’Arcade in Heerhugowaard, speelt tijdens Festival Karavaan de interdisciplinaire openluchtvoorstelling Contra, over de dagelijkse realiteit van politieagenten. De makers baseerden de tekst (van Wessel de Vries en regisseur Maarten Smit) op interviews met (voormalig) politieagenten en ander documentair materiaal, zoals podcasts, documentaires en krantenartikelen.
De voorstelling begint bijna als een theatrale wervingsactie voor de politie. Je hoort door elkaar versneden monologen waarin verschillende politieagenten vertellen over hun drijfveren om bij de politie te werken (‘hier kan ik iets betekenen’), de kick die het ze geeft, de saamhorigheid, hun idealen. ‘De politie is je beste vriend, de pet past ons allemaal, de mond is je beste wapen.’
Bijzonder is bijvoorbeeld het verhaal van twee agenten die met elkaar flirten rondom een lichaam van iemand die zojuist van een gebouw is afgesprongen. Het was ‘haar eerste lijk’, ook de zijne trouwens, er was een vonk, hij haalde ter plekke een ijsje voor haar, nu zijn ze getrouwd. Dat gebeurt natuurlijk, mensen worden op hun werk op elkaar verliefd.
De acrobatische choreografieën (van Smit en Kim-Jomi Alstadsæter) lijken ondertussen ontsproten uit fysieke trainingsoefeningen en vertrouwensoefeningen: ze vangen elkaar op, soms staan ze letterlijk op elkaars schouders. Die zichtbaar zware, fysieke krachtmetingen voegen een mooie, constante spanning toe aan de teksten.
Maar gaandeweg blijkt die pet toch niet altijd even lekker te zitten, en vertoont die onvoorwaardelijke beste vriend ook barstjes. De makers bouwen steeds meer ruimte in voor de negatieve ervaringen, het woekerende racisme, ook binnen het corps, de scepsis, PTTS, de twijfels en depressies. Je probeert de kwetsbaren te beschermen, zegt iemand, maar wie is die kwetsbare? De nieuwkomer, de winkeleigenaar, de omwonenden van een azc? Wat betekent die ambtsbelofte die ze aan het begin van de voorstelling, en aan het begin van hun carrière afleggen, eigenlijk in de praktijk?
Zo schept deze montagevoorstelling een steeds gelaagder beeld van wat het betekent om bij de politie te werken. De persoonlijke anekdotes en de vragen en gedachten die daarbij loskomen, vormen ontegenzeggelijk het meest interessante deel van Contra. Daar staan ook een aantal uitleggerige, theoretische monologen tegenover – over systematisch racisme en maatschappelijke veiligheidsbeleving bijvoorbeeld – die wat meer plichtmatige aanvoelen.
Samen met HIIIT en Het Houten Huis, smeedde Wabi Sabi Theater deze voorstelling tot een theatrale belevenis waarin percussie, zang, dans en spel voortdurend in elkaar overvloeien. We leven in een land waar 99 procent zich druk maakt om de heg, zegt een agent in de voorstelling. ‘Dát is het echte leven, niet alles wat ik zie. Dat is geen weerspiegeling van de werkelijkheid.’ Dat klopt, en om dat zo te houden hebben we die mannen en vrouwen in het blauw hard nodig. Contra laat zien waar ze goed in zijn en waar ze minder goed of ronduit slecht in zijn: dat afgewogen beeld is een grote kwaliteit.